kerkmeester 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een kerkmeester…
is een persoon
- [Groep] is lid van een rooms-katholiek of oudkatholiek kerkbestuur, in Nederland van een zogeheten parochiaal kerkbestuur, in België van een kerkenraad
- [Activiteit of handeling] houdt zich bezig met bestuurlijke zaken, bv. met het beheer van de financiën
Algemene voorbeelden
In dorpen waren de fondsen voor het onderhoud van het kerkgebouw en de armen vaak samen in handen van de kerkmeesters, in steden functioneerden aparte colleges van kerkmeesters en huiszittenmeesters.
Uit de zijbeuken liepen de kerkmeesters naar de middenbeuk, ze droegen flambeeuwen waarin kaarsen brandden.
Als rentmeester of kassier fungeerde een kerkmeester, die jaarlijks onder de voornaamste ingezetenen werd verkozen. In onze streek bestond maar één H. Geesttafel voor de twee parochies Rumst en Boom.
Combinatiemogelijkheden
als subject bij een werkwoord
- beheren
De financiën der Kerk werden beheerd door een kerkmeester. Deze moest ontvangsten en uitgaven doen en bij vaste gelegenheden, b.v. kerkvisitatie door den landdeken, zijn verantwoording doen.
met adjectief ervoor
- een vrouwelijke kerkmeester
Op parochieniveau waren vrouwelijke kerkmeesters vóór de Tweede Wereldoorlog een uitzondering. Tegenwoordig is het in de meeste parochies gewoon dat vrouwen de parochie mede besturen.
met adjectivisch voltooid deelwoord
- een door iemand benoemde kermeester
De bisschop erkent slechts de twee door hem benoemde kerkmeesters.
met eigennaam
De inbraak werd maandag ontdekt door een werkster. Pas toen kon kerkmeester E. Woerlee de bank opdracht geven de rekeningen te blokkeren.