koren 1.0
(Minder gebruikelijk dan graan.)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Koren…
is een grondstof; is voedsel
Algemene voorbeelden
Waar vroeger de boer met de zeis moest oogsten, rijdt hij nu met een hoogtechnologische maaimachine over het veld: maaien, het koren van het kaf halen, dorsen... het gebeurt allemaal automatisch en in 1 klap.
Waar dit koren vroeger naar de molenaar ging, gaat het vandaag in de meeste gevallen rechtstreeks naar de meelfabriek, waar een technicus de verdere verwerking volledig per computer bestuurt en er voor de rest nog nauwelijks mensenhanden aan te pas komen.
Combinatiemogelijkheden
als object bij een werkwoord
- het koren malen
Tegen een kleine vergoeding maalde hij voortaan het koren van de andere dorpsbewoners.
Vaste verbindingen
Spreekwoorden
Woordfamilie
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen
koren 2.0
(Minder gebruikelijk dan graan en vooral in literaire taal.)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Koren…
is landbouwgewas; is gewas
Algemene voorbeelden
Leer te letten op tekens die de windrichting aangeven. Golven in het koren, rimpels in vijvers (het kalme water is altijd de bovenwindse kant), de kleur van de bladeren aan de bomen, ja zelfs de richting waarin grote vogels landen.
De schrille papavers in het gras, het wentelen van de kleuren in het koren van de dag terwijl de wind musiceerde.
Het was een zomer, heet zoals destijds in de boeken van Streuvels en het koren stond inderdaad te wachten om nog met zeisen te worden afgeslagen.
Overdag waren wij zelden thuis, maar lagen uren in de tuin of tussen het koren waar de zon en de hitte onze verbeelding bevruchtte.
Hoe ouder ik werd, wat dus met andere woorden wil zeggen, hoe meer ik dood ben, hoe sterker iedereen erop aandrong dat ik naar 'den buiten' zou verhuizen, naar de vrede en de rust van de bomen en het gras en het koren en de patattenvelden.
Op de heenweg was het koren nog vol goudoranje zonlicht geweest en kleurde de lucht bloedrood, maar op de terugweg was de hemel dreigend purper, bijna zwart, net als de bochtige weg vóór hen, en het koren aan weerszijden was veranderd in vijandige, hoge en steile wanden.
Haar grijze, gepermanente haar was van achteren platgedrukt door de hoofdsteun, als een veld koren dat geknakt is in een storm.
Moederkoren is een schimmel die op koren (voornamelijk rogge) leeft.
Combinatiemogelijkheden
als subject bij een werkwoord
- groeien
- omhoog schieten
- rijpen
Wind en regen, dat zien we tegen, maar moed verloren, is al verloren, altijd groeit toch wel het koren.
De leeuweriken zongen, het koren schoot reeds flink omhoog en het koolzaad bloeide.
Iedere plantenliefhebber kent de karaktervolle gestalte van de echte valeriaan (Valeriana Officinalis) [...]. Als de hoogzomer gekomen is, na de kersenoogst, terwijl het koren rijpt, vindt men hem in vochtige weiden, aan de rand van het bos, op zonnige plekken in het woud; vlug opgeschoten, gekroond met een wit-roodachtige bloeiwijze.
als object bij een werkwoord
- het koren afmaaien
- het koren maaien
- het koren van het land halen
Wel de laatste graanschoof die ze hadden verzameld in het najaar zetten ze buiten op het erf om als voedsel te dienen voor de vogels. Wat betekende nu die laatste graanschoof? Wel, die levensgeest was ook aanwezig in hun velden. En wanneer men het koren had afgemaaid, dan wist die geest niet meer waar naar toe en op laatste vluchtte hij in die laatste schoof.
Wanneer het koren van het land werd gehaald en op de trekkerrief (trekker) werd gelegd, bleef er altijd wel wat liggen.
met adjectief ervoor
- rijp koren
- het rijpe koren
We beleven het lichte, vrolijk stralende aan deze kleur als we denken aan de bloeiende forsythia-struiken, de bermen vol gele trompetnarcissen, de paardebloemen, boterbloemen tussen het groene gras, heel geel van rijp koren, de goudgele herfstbladeren.
Op die dag hangt de geur van het rijpe koren in het dorpshart en versterkt de sfeer van nostalgie.