ongezeglijk


ongezeglijk 1.0

niet gezeglijk; niet geneigd zich iets te laten gezeggen; niet geneigd het advies of het bevel van iemand op te volgen; niet inschikkelijk; niet volgzaam; ongehoorzaam

Algemene voorbeelden


Als kind was ik vaak ongezeglijk en dan zei ze tegen m'n moeder: "Hij hoort je wel, maar hij telt je niet."

Welverdiende onrust, Simon Carmiggelt,

Joel kon goed met dieren overweg en de tot nu toe ongezeglijke Buzz werd al gauw zijn toegewijde slaaf, die op bevel ging zitten of wegging, en stokken die op schijnbaar onmogelijke afstanden in de branding werden geworpen, terugbracht.

De wolvenlus, Nicholas Evans,

Het autobiografische geheugen is dagboek en vergeetboek tegelijk. Het is alsof je de aantekeningen van je leven door een ongezeglijke notulist laat maken die er zijn eigen interesses op nahoudt, die minutieus vastlegt wat je liever was vergeten en bij de glorieuze momenten doet alsof hij ijverig aan het schrijven is, maar heimelijk allang de dop op de pen heeft geschroefd.

Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt, Douwe Draaisma,

Combinatiemogelijkheden


met substantief


  • een onzeglijke hond

Zonder dat hij dat wist, is de straat open gebroken en een groot gat gegraven. Had de hond hem niet tegen gehouden dan was de blinde in dat gat getuimeld! Die 'ongezeglijke' hond heeft het dus juist prima gedaan en zou voor die prestatie nog bijna gestraft zijn ook.

http://www.xs4all.nl/~nvbs/

De blinde maakt zich echt kwaad, is bijna in staat om zijn ongezeglijke hond een tik te geven!

http://www.xs4all.nl/~nvbs/

  • een ongezeglijk kind
  • een onzeglijke wildebras
  • ongezeglijke ettertjes
  • ongezeglijke jongeren
  • onzeglijke kinderen

Van de kenmerken van deze kleine opsomming – die moeiteloos tot honderd of vijfhonderd kan worden uitgebreid, tot de notie sekse en ook de notie kenmerk alle inhoud hebben verloren – schijnt de schaamte me wel het minst voor rede vatbaar, als een hopeloos ongezeglijk kind dat ondanks ontelbaar veel waarschuwingen, dreigementen en bestraffingen lekker zijn eigen zin doet.

Het nietigste, Marie Kessels,

'Ik heb bewondering voor de leraren die in het basis- en voortgezet onderwijs werkzaam zijn, en werkzaam willen blijven. Speciaal als zij veel kinderen uit de minderheden in hun klassen hebben, of veel ongezeglijke kinderen uit de minder- én meerderheden.'

http://www.aup.nl/pdf/Kohnstammlezing2000.pdf

Lang voordat de Nederlandse welzijnswerker Jan Beerenhout furore maakte met zijn suggestie om ongezeglijke Marokkaanse jongeren in het leger op te nemen, was de Marokaanse overheid ook al op dat idee gekomen, en de 26-jarige Rabbae wilde een dergelijke disciplinering ontlopen.

NRC,

ADHD-kinderen zijn immers de bekende ongezeglijke ettertjes waar geen land mee te bezeilen is en dat loopt uiterlijk zo tegen een jaar of zes, zeven wel in de gaten, meestal al veel eerder.

http://members.nbci.com/_XMCM/ADHD_A/Index.html

Gwen dreigde op te groeien als een ongezeglijke wildebras, maar vond steeds een reddende engel op haar levenspad.

De Standaard,

met bijwoord


  • zeer ongezeglijk

Lars had gehoord dat kennissen van ons een nest hadden en een hondje leek hem wel wat. Ik stribbelde tegen, maar liet me toch overhalen het spul te gaan bezichtigen. Ze was de enige witte uit het nest en zeer ongezeglijk, volgens de kennissen. De tamme konijnen van de buren hadden sinds haar verschijning op de aardbodem geen leven meer.

Bulgaar in Wassenaar, Michael Eenhoorn,

met ander, nevengeschikt adjectief


  • onzeglijk en eigenwijs
  • ongezeglijk, brutaal
  • ongezeglijker, brutaler en ruwer

Het komt alleen maar omdat je zelf een ongezeglijk en eigenwijs kind bent geweest dat je denkt dat alle kinderen zo zijn.

Ongewenste zeereis, Maarten 't Hart,

Als jongen was hij een lastpost, ongezeglijk, brutaal, een 'brandal', die met ongewenste vrienden de stad onveilig maakte en op avontuur ging in het bergland van de Preanger.

Sleuteloog, Hella S. Haasse,

Ze werd steeds ongezeglijker, brutaler en ruwer in haar mond.

Het verrotte leven van Floortje Bloem, Yvonne Keuls,

Woordfamilie


Als deel van een afleiding