oud- 1.0
voorvoegsel waarmee zelfstandige naamwoorden worden gevormd en dat aangeeft dat de
in het tweede lid genoemde persoon niet langer meer is wat hij of zij in het verleden
is geweest; voormalig; gewezen
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
- oud-aandeelhouder
- oud-actievoerder
- oud-basketballer
- oud-bewoner
- oud-bolletjestruidrager
- oud-communist
- oud-deelnemer
- oud-doelman
- oud-eigenaar
- oud-elfstedenrijder
- oud-geletruidrager
- oud-gevangene
- oud-goudentruidrager
- oud-groenetruidrager
- oud-halvefinalist
- oud-handballer
- oud-helper
- oud-huurder
- oud-Indiëganger
- oud-international
- oud-inwoner
- oud-IS-strijder
- oud-katholiek
- oud-keeper
- oud-klokkenluider
- oud-koloniaal
- oud-kolonisator
- oud-Koreastrijder
- oud-korfballer
- oud-kwartfinalist
- oud-leerling
- oud-leerlinge
- oud-liberaal
- oud-lid
- oud-marathonloper
- oud-marathonschaatser
- oud-medaillewinnaar
- oud-nazi
- oud-olympiër
- oud-rebel
- oud-rechterhand
- oud-regenboogtruidrager
- oud-reiziger
- oud-revalidant
- oud-rozetruidrager
- oud-ruiter
- oud-scout
- oud-sporter
- oud-stalinist
- oud-strijder
- oud-strijdster
- oud-student
- oud-studente
- oud-supporter
- oud-Syriëganger
- oud-tamboer
- oud-terdoodveroordeelde
- oud-verzetsman
- oud-verzetsstrijder
- oud-voetballer
- oud-voetbalster
- oud-wereldkampioen
- oud-wereldkampioene
- oud-winnaar
- oud-winnares
- oud-wittetruidrager
- oud-zaalvoetballer
oud- 1.1
in toepassing op iemand die een bepaalde functie bekleed heeft of een bepaald beroep
professioneel uitgeoefend heeft; voormalig; gewezen
Afleidingen met oud- hebben vaak equivalenten in afleidingen met ex-. In dit geval zijn het neutrale synoniemen. Met name in toepassing op functionarissen
- en in het bijzonder op hoge functionarissen - wordt de afleiding met ex- uitsluitend gebruikt als iemand heeft moeten aftreden omdat hij of zij niet voldeed,
zich schuldig heeft gemaakt aan fraude, incompetent is gebleken e.d. en daarom uit
een ambt is gezet of een functie heeft moeten neerleggen. In dit geval, waarin ex- een negatieve bijklank heeft, ontbreekt het equivalent met oud- en onderscheidt het voorvoegsel ex- zich van oud-.
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
- oud-aanvoerder
- oud-adjudant
- oud-adviseur
- oud-advocaat
- oud-advocate
- oud-afdelingsvoorzitter
- oud-agent
- oud-agrariër
- oud-akela
- oud-ambassadeur
- oud-ambassadrice
- oud-ambtenaar
- oud-archivaris
- oud-assistent
- oud-auditeur
- oud-autocoureur
- oud-baas
- oud-badmeester
- oud-bakker
- oud-bankdirecteur
- oud-bankier
- oud-basketballer
- oud-bedrijfsarts
- oud-beheerder
- oud-belastingcontroleur
- oud-bestuurder
- oud-bestuursambtenaar
- oud-bestuurslid
- oud-bestuursvoorzitter
- oud-beveiliger
- oud-bevelhebber
- oud-bewindsman
- oud-bewindsvrouw
- oud-bisschop
- oud-bokser
- oud-bondscoach
- oud-bondskanselier
- oud-bouwvakker
- oud-brandweercommandant
- oud-brandweerman
- oud-brigadier
- oud-burgemeester
- oud-campagneleider
- oud-campagnemanager
- oud-CdK
- oud-chauffeur
- oud-chef
- oud-CIA-agent
- oud-CIA-directeur
- oud-CNV-voorzitter
- oud-coach
- oud-coffeeshophouder
- oud-commandant
- oud-commentator
- oud-commissaris
- oud-correspondent
- oud-danser
- oud-deken
- oud-diplomaat
- oud-directeur
- oud-directievoorzitter
- oud-directrice
- oud-docent
- oud-docente
- oud-doelman
- oud-dominee
- oud-drummer
- oud-elfstedenvoorzitter
- oud-EU-commissaris
- oud-europarlementariër
- oud-fotograaf
- oud-fractieleider
- oud-fractievoorzitter
- oud-gedeputeerde
- oud-gemeentesecretaris
- oud-generaal
- oud-GevMin
- oud-gewestminister
- oud-gezagvoerder
- oud-gouverneur
- oud-griffier
- oud-handelaar
- oud-havenmeester
- oud-historicus
- oud-hoofd
- oud-hoofdagent
- oud-hoofdinspecteur
- oud-hoofdredacteur
- oud-hoofdredactrice
- oud-hoogleraar
- oud-huisarts
- oud-ICT'er
- oud-ING-bestuursvoorzitter
- oud-instructeur
- oud-instructrice
- oud-international
- oud-journalist
- oud-journaliste
- oud-kabinetschef
- oud-Kamerlid
- oud-kampioen
- oud-kampioene
- oud-kanselier
- oud-kapelmeester
- oud-kapitein
- oud-keeper
- oud-kelner
- oud-kolonel
- oud-korpschef
- oud-leerkracht
- oud-leeuwentemmer
- oud-legerleider
- oud-leider
- oud-leraar
- oud-lerares
- oud-luchtmachtcommandant
- oud-manager
- oud-marineoffricier
- oud-marinier
- oud-medewerker
- oud-medewerkster
- oud-metselaar
- oud-mijnwerker
- oud-militair
- oud-minister
- oud-minister-president
- oud-motorcoureur
- oud-notaris
- oud-officier
- oud-ondernemer
- oud-onderwijzer
- oud-onderwijzeres
- oud-onderzoeker
- oud-onderzoeksrechter
- oud-onderzoekster
- oud-opperbevelhebber
- oud-opzichter
- oud-parlementariër
- oud-parlementsvoorzitter
- oud-partijleider
- oud-partijvoorzitter
- oud-pastoor
- oud-penningmeester
- oud-piloot
- oud-ploegleider
- oud-politica
- oud-politicus
- oud-politieman
- oud-postbode
- oud-predikant
- oud-premier
- oud-presentator
- oud-president
- oud-presidente
- oud-priester
- oud-prof
- oud-professor
- oud-profspeelster
- oud-profspeler
- oud-raadslid
- oud-rechter
- oud-rector
- oud-rectrix
- oud-redacteur
- oud-referendaris
- oud-renner
- oud-rentmeester
- oud-rijksarchivaris
- oud-rijkswachter
- oud-ruiter
- oud-scheidsrechter
- oud-schooldirecteur
- oud-schouwburgdirecteur
- oud-secretaresse
- oud-secretaris
- oud-secretaris-generaal
- oud-senator
- oud-sergeant
- oud-slager
- oud-soldaat
- oud-speelster
- oud-speler
- oud-spion
- oud-sporter
- oud-staatssecretaris
- oud-stadsgids
- oud-stafhouder
- oud-stationschef
- oud-taxichauffeur
- oud-topambtenaar
- oud-topman
- oud-topspeler
- oud-topvrouw
- oud-trainer
- oud-trainster
- oud-Tweede Kamervoorzitter
- oud-UCI-voorzitter
- oud-vakbondsleider
- oud-vakbondsman
- oud-vakbondsvoorzitter
- oud-verfspuiter
- oud-verpleegkundige
- oud-verpleegster
- oud-verpleger
- oud-vicepremier
- oud-violist
- oud-voetballer
- oud-voetbalster
- oud-voorlichter
- oud-voorzitster
- oud-voorzitter
- oud-vrederechter
- oud-walvisvaarder
- oud-werkgever
- oud-werkneemster
- oud-werknemer
- oud-wethouder
- oud-wielrenner
- oud-woordvoerder
- oud-woordvoerster
- oud-zakenman
- oud-zanger
- oud-zeeman
oud- 1.2
in toepassing op iemand met wie men een bepaalde relatie heeft gehad; voormalig; gewezen
In toepassing op personen met wie men een liefdesrelatie heeft gehad, wordt vooral
het voorvoegsel ex- en niet oud- gebruikt.
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
oud- 2.0
voorvoegsel waarmee zelfstandige naamwoorden worden gevormd en dat aangeeft dat de
in het tweede lid genoemde zaak niet meer bestaat of niet meer van toepassing is;
voormalig; niet meer bestaand
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
oud- 3.0
(
Gezegd van personen)
voorvoegsel dat voorafgaat aan een eigennaam of een daarvan afgeleide soortnaam en
dat aangeeft dat iemand niet langer deel uitmaakt van de in het tweede lid direct
of indirect genoemde club, groep, groepering, instelling, organisatie e.d.; vroeger
werkzaam of actief bij; voormalig lid van
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
oud- 4.0
voorvoegsel dat voorafgaat aan een geografische persoonsnaam en dat aangeeft dat iemand
niet langer de in het tweede lid genoemde nationaliteit heeft; niet langer de nationaliteit
hebbend die in het tweede lid genoemd wordt; niet langer de in het tweede lid genoemde
staatsburger zijnd
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
oud- 5.0
(
Gezegd van inwoners, bewoners)
voorvoegsel dat voorafgaat aan een geografische persoonsnaam en dat aangeeft dat iemand
niet langer inwoner is van de in het tweede lid indirect genoemde plaats, provincie,
eiland of streek; niet langer ingezetene van de (indirect) in het tweede lid genoemde
plaats, provincie of streek zijnd
In deze toepassing vaker met oud- dan met ex- als voorvoegsel.
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
- oud-Abcoudenaar
- oud-Amsterdammer
- oud-Apeldoorner
- oud-Diestenaar
- oud-Eindhovenaar
- oud-Enkhuizer
- oud-Epenaar
- oud-Franekerse
- oud-Groninger
- oud-Haarlemmer
- oud-Hasselter
- oud-Heilooër
- oud-Leeuwarder
- oud-Lierenaar
- oud-Londenaar
- oud-Maastrichtenaar
- oud-Meppeler
- oud-Milanees
- oud-Puttenaar
- oud-Rhenenaar
- oud-Rotterdammer
- oud-Schiedammer
- oud-Schoonhovenaar
- oud-Staphorster
- oud-Steenwijker
- oud-Temsenaar
- oud-Terschellinger
- oud-Tilburger
- oud-Torhoutenaar
- oud-Utrechtenaar
- oud-Veendammer
- oud-Veenendaler
- oud-Venlonaar
- oud-Vlaardinger
- oud-Volendammer
- oud-Waddinxvener
- oud-Wageninger
- oud-Wierdenaar
- oud-Wijkenaar
- oud-Winschotenaar
- oud-Winschoter
- oud-Woerdenaar
- oud-Zeistenaar
- oud-Zwammerdammer
- oud-Zwijndrechtenaar
- oud-Zwijndrechter
- oud-Zwijnrechtenaar
oud- 6.0
voorvoegsel waarmee bijvoeglijke naamwoorden worden gevormd en dat aangeeft dat iemand
of iets niet langer is wat het in het tweede lid genoemde bijvoeglijk naamwoord aangeeft;
niet langer de hoedanigheid hebbend die in het tweede lid genoemd wordt; niet langer
zijnd wat in het tweede lid genoemd wordt
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
oud- 7.0
(
Met betrekking tot landen, steden e.d.)
voorvoegsel waarmee geografische bijvoeglijke naamwoorden worden gevormd die aangeven
dat het genoemde betrekking heeft op een land, streek of plaats uit het verleden of
een klassieke periode; betrekking hebbend op een land dat of streek, plaats die in
het tweede lid direct genoemd of indirect gesuggereerd wordt; stammend uit het verleden;
uit vroegere tijd; vroeger
In de spelling wordt onderscheid gemaakt tussen oud-Grieks 'met betrekking tot het vroegere Griekenland' en Oud-Grieks 'met betrekking tot het klassieke Griekenland', vergelijk ook oud-Hollands 'met betrekking tot het vroegere Holland of Nederland', Oud-Romeins 'met betrekking tot het Oude Rome', oud-Vlaams 'met betrekking tot het vroegere Vlaanderen'. Zonder koppelteken en in aaneengeschreven
vorm worden woorden gespeld die een oude taal of oudere (en meestal de oudste) taalfase
aanduiden en de daarbij behorende bijvoeglijke naamwoorden, zoals Oudgermaans, Oudegyptisch, Oudengels, Oudfrans, Oudfries, Oudgermaans, Oudgrieks, Oudhollands, Oudindisch, Oudsaksisch, Oudkerslavisch, Oudnederlands, Oudnoors en Oudzweeds.