pluszus


pluszus 1.0

((vooral) in België; neologisme)

zus die de biologische of geadopteerde dochter is van de partner van iemands biologische ouder; dochter van iemands stiefouder uit een andere relatie; stiefzus; bonuszus
Het woorddeel plus drukt net als bonus in bonuszus uit dat de stiefzus een aanwinst is voor haar stiefzus(sen) en/of stiefbroer(s).

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een pluszus…

is een zus; is een familielid; is een persoon

      Algemene voorbeelden


      "De diversiteit in gezinnen is gigantisch toegenomen. Er zijn niet alleen stiefbroers en stiefzussen, of om het mooier te zeggen: plusbroers en pluszussen, er zijn ook halfbroers en halfzussen, plusmama's en pluspapa's, bijkomende grootouders. Dit soort gezinnen zijn geen 365 dagen op een jaar bij elkaar. Soms zijn ze met zes, soms met twee, soms met vier. In dit verhaal was het ook zo."

      Het Nieuwsblad,

      De broertjes Wout (12) en Warre (9) en hun pluszus Dieuwke (11) uit Varsenare lieten zich gisteren van hun beste kant zien.

      Het Nieuwsblad,

      Romy had nog twee jongere zussen, een jongere broer en twee pluszussen.

      Gazet van Antwerpen,

      Hey Lisa, mijn ouders zijn gescheiden, mijn pa doet lastig en mijn plusmoeder (stiefmoeder) is een echte chagrijnige stresskip. Bovendien geeft mijn pluszus op alles commentaar. Mijn plusbroer is wel oké. ik moet elke week wisselen en ik ben het echt zo beu bij mijn pa. Erg lang hou ik het er niet meer vol! Help me, please.

      http://www.yeti.be/lisa/13439/Plusmoeder-en-pluszus

      Woordfamilie


      Als deel van een afleiding


      Etymologie


      Aard herkomst inheems woord
      Vroegste datering 2008