schooien 1.0
(informeel)
Combinatiemogelijkheden
met voorzetselgroep
Voorzetsel: bij
- bij iemand schooien
'Alles kan, als je het maar wilt.' 'Verlang iets hard genoeg, dan krijg je het.' 'Waag wat.' 'Niet altijd gaan schooien bij Overgrootvader Staat. Zelf de handen uit de mouwen!'
Voorzetsel: om
- schooien om een boterham
- om geld schooien
Wéét dat de bleekscheten over de grenzen van Dar-al-islam zullen worden gepest en wéét dat ik alles deed wat in mijn macht lag om daaraan mee te werken, alles […], wat blank is vals is, skandeerde ik mee, gastarbeiders buiten, ik bedoelde: Klauwaarts, Ieren, Bretoenen, Basken, verlààt dit zinkend schip, kop omhoog borst vooruit, schooi niet langer om een boterham, wordt weer helemaal jezelf in dat malsgroene Europa van jullie, Europa voor de Europeanen, laat dat klootjesvolk hier verrekken […], twaalf procent van onze beroepsbevolking is werkloos en toch blijven de blanke gastarbeiders binnenstromen alsof het hier de zoete inval was.
Het lijkt zo vanzelfsprekend, even een programma voor zeven donderdagen in elkaar draaien. Mensen benaderen, een omroep om de vinger winden en om geld schooien en hoppa: de zoveelste jaargang van DMD. De praktijk is ook in de amusementssector een stuk weerbarstiger.
Voorzetsel: voor
- voor iemand anders schooien
Wie voor zichzelf bedelt kan worden opgepakt wegens landloperij, maar wie via een stichting schooit voor een ander die daar niet om heeft gevraagd, wordt zo ongeveer heilig verklaard.
met infinitief
- gaan schooien
- komen schooien
- ergens staan schooien
Rond vier uur kwam tante Mona op bezoek met boterkoeken en zei dat zij die ochtend dertig pakken broodsuiker, dertig kilo koffie en dertig kilo cichorei had gekocht. 'Ik mag niet van mijn vent,' zei mama. 'Hij vindt dat profiteren van de toestand.' 'Maar de toestand verplicht ons, Constance! Wie gaat de eerste zijn om straks, als er geen koffie meer is, te komen schooien?'
met een infinitief met te
- ergens staan te schooien
Daartegenover stond dat zij tijdens de toneelvoorstellingen in de lange wintermaanden de aanzet gaf voor een laaiend ophitsend applaus wanneer het haar weer eens was gelukt - en het lukte haar altijd - van de een of andere geblaseerde notabele die in de stad zijn contacten had, entreekaartjes af te pingelen, altijd stond ze te schooien aan rijkemensendeuren.
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
schooien 1.1
(informeel)
Betekenisbetrekking
Betrokken betekenissen | 1.0 : 1.1 |
---|
Combinatiemogelijkheden
met voorzetselgroep
Voorzetsel: om
- om aandacht schooien
Om de beurt stoppen we ze in bad [...]; om de beurt vertellen we een verhaaltje [...]. De kinderen schooien om aandacht bij wie bereid is hun die te geven. Hebben ze pijn dan zoeken ze troost in de eerste armen die om hen heen worden geslagen. Willen ze eten dan bedelen ze bij de vrouw die het dichtst bij hen staat.
schooien 2.0
(informeel)
Combinatiemogelijkheden
met object
- sigaretten schooien
Heelder sloffen op mijn lijf gepakt, gereed om ze zélf op de zwarte markt in Seoul te verkopen. Twintigduizend won kreeg ik daar voor één pakje, en er zat er elke dag eentje in ons rantsoen. Er waren nogal wat nijdige kettingrokers die dat niet konden verdragen, maar ik heb er een aardige frank aan verdiend. Dat gedurige sigaretten schooien, altijd. En dat standvastig bedenken van nieuwe plekjes om mijn voorraad te kunnen verstoppen.
Vaste verbindingen
bij elkaar schooien
-
al schooiende verzamelen
De kamer was ingericht als kantoor. Het meubilair was kennelijk bij elkaar geschooid. Op het bureau lag een berg paperassen, en daarbovenop stonden naast elkaar een ouderwetse, zwarte telefoon en een knalgeel radiootje. Aan een van de twee stoelen die ervoor stonden ontbraken een paar sporten.