shagje 1.0
((vooral) in Nederland; (vooral) geschreven taal)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een shagje…
is een sigaret; is een rookartikel; is een voorwerp
Algemene voorbeelden
Een onoplettende rokende automobilist heeft het treinverkeer in de Achterhoek maandagochtend ernstig ontregeld. Toen de 57-jarige man uit Aalten vlak voor een spoorwegovergang in zijn woonplaats zijn shagje liet vallen en het wilde oprapen, kwam hij op de verkeerde rijbaan terecht en ramde een spoorboom.
Gelukkig waren er geen klanten en stond de eigenaar buiten een shagje te roken.
Voor al te ver ontrafelen van zijn rol schrikt Enklaar terug. Het moet een gewone man zijn, iemand op gebruikte schoenen, die naar de wc gaat en een shagje draait.
Baltus trok heftig aan zijn shagje, stootte de rook uit alsof hij stoom afblies.
Hij leunde met een shagje aan zijn lip tegen de werkbank en had het wiel van een kinderfietsje in de bankschroef gezet.
Als ik niet oppas zitten de schilders hier de hele dag shagjes te rollen en te ouwehoeren.
Er hangt wat speeksel aan zijn mondhoek waar het uitgedoofde shagje vastplakt.
Nimmer durfden we met zekerheid vast te stellen dat we een shagje van de ander hadden gebietst of wijdbeens staande in het midden van de zaal in Paradiso, met een terloopse glimlach, onze mening over het optreden van de band op het podium kenbaar hadden gemaakt.
Ik kan nog niet eens een gewoon shagje los uit de hand draaien en mijn hoofd is zo min tegen zwaardere drank dan wijn of bier bestand als tegen onvermengde joints of pure pijpen, zodat ik als volgt te werk ga: ik breek het uiteindje van een sigaret, leg dit uiterst rechts in een opengeklapt sigaretterollertje van het merk Gizeh (dat zijn de beste - niet uit plastic maar van metaal en rubber) en vul de overblijvende ruimte op met de helft van de resterende tabak.