speelgoedwinkel


speelgoedwinkel 1.0

winkel waar speelgoed verkocht wordt; winkel waar men speelgoed kan kopen; speelgoedzaak

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een speelgoedwinkel…

is een winkel; is een bedrijf

  • [Activiteit of handeling] biedt te koop aan
  • [Belanghebbende of begunstigde] verkoopt aan de particuliere klant
  • [Object betroffen] verkoopt speelgoed

    Hoofdsemagram: winkel


    Algemene voorbeelden


    De concurrentieslag om de speeltijd van de kinderen nam de jongste jaren dramatische vormen aan [...]. "Pc- en cd-rom-producten verhogen hun marktaandeel. De kleinhandel, onder meer de traditionele speelgoedwinkel, beleeft harde tijden."

    De Standaard,

    Om inspiratie op te doen, trokken we naar de speelgoedwinkel. Aangevoerd door hun kleintjes, zie je daar ouders piepkleine poppenhuizen bestormen of ongegeneerd de uitgestalde xylofonen en knikkerbanen uitproberen. Speelgoed: het is er ook voor de grote mensen.

    De Standaard,

    De kunststof tolletjes zijn, na de Flippo's en de Pokémon-kaarten, de nieuwste rage op de schoolpleinen [...]. Ze zijn te koop in de speelgoedwinkel, mét lanceerinstallatie.

    Algemeen Dagblad,

    Ik wandel straks de koele bibliotheek uit naar een speelgoedwinkel om een groot pluchen beest voor je te kopen.

    NRC,

    Woordfamilie


    Als deel van een afleiding


    Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen


    speelgoedwinkel 1.1

    gebouw waarin een speelgoedwinkel gevestigd is

    Betekenisbetrekking


    metonymie
    Betrokken betekenissen 1.0 : 1.1

    Semagram (extra betekenisinformatie)


    Een speelgoedwinkel…

    is een gebouw

        Algemene voorbeelden


        Een korte maar felle brand heeft in de nacht van maandag op dinsdag een speelgoedwinkel in Oude-Tonge volledig verwoest.

        http://www.hartvannederland.nl/nederland/zuid-holland/2011/brand-legt-speelgoedwinkel-in-de-as/,