stiefmoeder 1.0
(onderwijs en opvoeding)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een stiefmoeder…
is een vrouw; is een persoon
- [Geslacht] is een vrouw
Algemene voorbeelden
Ze ligt stil en bleek als Sneeuwwitje in haar glazen kist. Misschien gaat mama dood net zoals haar vriendin. Blijft papa achter met drie kleine kinderen, die onvermijdelijk een stiefmoeder zullen krijgen. Ga niet dood, mama! Blijf bij ons!
Nadat mijn ouders gescheiden waren, trouwde mijn vader opnieuw en kreeg ik dus een stiefmoeder.
Ik vrees dat mijn kijk op de wereld er lang door werd bepaald: vrouwen waren prinsessen, al dan niet opgesloten in torenkamers, mannen ridders die hen bevrijdden, of berijders van sportwagens die hen verleidden, maar de meesten waren gemeen of een kei in sport - wat voor mij hetzelfde was -, stiefmoeders deugden niet en arme mensen stierven met een glimlach op de lippen.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- een afschuwelijke stiefmoeder
- een boosaardige stiefmoeder
- een boze stiefmoeder
- een nieuwe stiefmoeder
- een toekomstige stiefmoeder
- een wrede stiefmoeder
'Onze nieuwe stiefmoeder heeft me gisteren verteld dat ze ervan overtuigd was dat ik, eenmaal terug in Montana, halsoverkop verliefd zou worden op meneer Marlboro.'
Haar toekomstige stiefmoeder, zo had haar vader vorige week aan de telefoon verteld toen hij het nieuws bekendmaakte, werkte voor een van de grootste banken van Amerika.
Ze vertelt over haar jeugd op het landgoed waar de wrede stiefmoeder Olivia de dienst uitmaakte.
We kenden ze toch allemaal, die fantasieën. De een had dit gewild, de ander dat. B reageert getergd. Het is belangrijk dat we het verschil zien en erkennen dat het een oneerlijke vergelijking is. Er gaapt een enorme kloof tussen onze stompzinnige, op voorhand al onbereikbare idealen en hersenspinsels en de realistische doelen die hij zich had gesteld [...], zoals we ook allemaal weten dat het armetierig wezen dat daar stoffig, vuil, bespot en veracht bij de haard zat, die met de twee valse zusters en de afschuwelijke stiefmoeder, de enige is bij wie het glazen muiltje hoort.
Wanneer ik eindelijk een glas wijn voor mezelf uitschenk en een boek opensla, voel ik me als de boze stiefmoeder die lui in bed ligt of in bad, terwijl haar stiefdochtertje op haar blote knieën de trappen schrobt of in lompen gehuld het ijskoude weer trotseert om sneeuw te ruimen.
Kleuters begrijpen bijvoorbeeld al dat Sneeuwwitje denkt dat ze een appel krijgt en dat ze niet weet dat het eigenlijk vergif is en dat het oude vrouwtje haar boosaardige stiefmoeder is.
met adjectivisch voltooid deelwoord
- een verbitterde stiefmoeder
Een halve wees, streng katholiek opgevoed, met een verbitterde stiefmoeder, politiek onervaren en tamelijk ongelukkig.
met voorzetselgroep
Voorzetsel: van
- stiefmoeder van (iemand)
Prinses Lilian, weduwe van koning Leopold III en stiefmoeder van Boudewijn I en Albert II.
met ander, nevengeschikt substantief
- moeders en stiefmoeders
- stiefzusjes en stiefmoeders
- vader en stiefmoeder
- zoon en stiefmoeder
En hoewel zijn moeder vroeg gestorven was, werd hij liefdevol door zijn vader en stiefmoeder opgevoed.
De vertelster, de grootmoeder, voert de middengeneratie, die van de moeders en stiefmoeders, op als boosaardig.
Stiefzusjes en stiefmoeders zijn alomtegenwoordig in de bundel.
Uiteraard gebeurt wat iedereen op zijn klompen aanvoelt; zoon en stiefmoeder worden hopeloos verliefd op elkaar.