subiet


subiet 1.0

meteen; direct; onmiddellijk; terstond; ogenblikkelijk

Algemene voorbeelden


Als ge opstaat en ge ziet mij niet subiet – ik zit daar.

Sierens & Co, Arne Sierens,

Als gevorderde scholier lazen we de verzen van de Ouden [...]. Zij bezongen meer dan eens de verrukkingen van de knapenliefde [...]. Ik kan me niet herinneren dat iemand het bij zo'n passage uitproestte, of lucht gaf aan verontwaardiging [...]. Dat kwam misschien doordat de leraar ons subiet gelastte een zin te ontleden of het ietwat aparte gebruik van deze of gene naamval te verklaren.

Dwarskijker, Rudy Vandendaele,

Autofabrikanten hebben een handje ernaar om teveel of verkeerd geproduceerde modellen door te schuiven naar importeurs en dealers [...]. Nederlandse dealers willen het verhaal weleens omdraaien. Hebben een broertje dood aan het in voorraad nemen van nieuwe auto's. Zeuren wanneer een na verkoop bestelde auto niet subiet wordt uitgeleverd.

http://www.autokompas.nl/archief/Jaarboek/1999/Voer_voor_zenuwpezen/index.html,

Mijnheer, vroeg ze, me van kop tot teen opnemend, dat is de eerste kolendrager die hier champagne komt kopen, is dat om subiet op te drinken?

De wekker, André Janssens,

Subiet komt er een fotograaf langs, die mij wil fotograferen ergens op de Lambermontplaats. Ik ga hier voor een plaatselijk gazetje [...] geïnterviewd worden en gefotografeerd worden.

Een geschrift over de oorsprong van levitatie, Vital Baeken,

De nieuwe hengst-met-de-lange-oren kwam, zag en overwon. De merrie werd subiet drachtig en schonk recent het leven aan een hengst.

http://www.duffelt.nl/cms/regionieuws/news/news_item.asp?NewsID=601,