suikerbakker 1.0
(verouderend)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een suikerbakker…
is een bakker; is een persoon
- [Activiteit of handeling] vervaardigt zoete lekkernijen van hoofdzakelijk suiker
- [Omstandigheid] is een uitstervend beroep; zoete lekkernijen worden tegenwoordig vervaardigd door een banketbakker, die behalve suikergoed ook banket, koek, taart en dergelijke vervaardigt
Algemene voorbeelden
Suikerbakker Johan van Mol kookt de suiker en stroop in koperen ketels op een open vuur. 'Mijn geheim? Stoom. Deze kersenkussens liggen wel twee dagen te stomen. Dat maakt ze zo lekker zacht en je proeft de kersensmaak beter.' Johan van Mol maakt zijn suikerwerken op ambachtelijke wijze, zoals zijn vader het hem leerde.
Een positie in het muziekleven bekleedde hij nooit, het wonderkind Norberto, dat met zijn ouders, circusartiesten, naar Italië reisde en daar schitterende muzikale studies deed. Na een handkwetsuur in 1940 leefde hij uitsluitend voor de kompositie en kwam hij aan de kost als suikerbakker.
Suikerbakker van Haaren had zijn bakkerij op het Lange Voorhout in Den Haag, tegenover het Heerenlogement waar Hop zijn intrek had genomen. Hij maakte een snoepje voor zijn adellijke klant en heeft toen niet kunnen bevroeden dat dit snoepje ruim 200 jaar later nog altijd zou bestaan en zelfs zou worden nagemaakt.
Directeurs doen gemiddeld meer aan sport dan arbeiders, met uitzondering van havenarbeiders en brandweerlui. Suikerbakkers en chocoladebewerkers doen het ook niet slecht: 61 procent van hen doet geregeld aan sport - daarmee scoren ze bijna even goed als politiemannen en detectives.
In de Woldstraat woonde de fa. Van der Kerk, die de koekbakker van onze stad was. Velen haalden daar ook de zogenaamde kantkoek [...]. En dan waren er in de stad natuurlijk nog de suikerbakkers, of zoals ze door de Meppelers werden genoemd: de 'ballegiesbakkers' [...]. Zij bakten ook de echte 'kakeien'. Dit waren een soort steken in bruin, wit en zwart [...]. Bij de koffie werd vroeger geen suiker gegeven maar een kakeie.