-remmend 1.0
een remmende werking hebbend; tweeede lid in samenstellingen dat aangeeft dat er een
remmende werking plaatsvindt op het in het eerste lid genoemde
Woordfamilie
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
- afdruipremmend
- afstotingsremmend
- afweerremmend
- agressieremmend
- aidsremmend
- angstremmend
- bacteriegroeiremmend
- bacterieremmend
- bewegingsremmend
- bladvalremmend
- brandremmend
- cariësremmend
- celdelingremmend
- celdelingsremmend
- celgroeiremmend
- celluliteremmend
- celremmend
- cholesterolremmend
- competitieremmend
- conflictremmend
- corrosieremmend
- dampremmend
- depressieremmend
- diarreeremmend
- driftremmend
- eetlustremmend
- emotieremmend
- erosieremmend
- fietsremmend
- gedragsremmend
- geheugenremmend
- geslachtsdriftremmend
- groeiremmend
- haargroeiremmend
- herstelremmend
- hiv-remmende
- hoestprikkelremmend
- inbraakremmend
- investeringsremmend
- kankerremmend
- kiemgroeiremmend
- kiemremmend
- krimpremmend
- libidoremmend
- maagzuurremmend
- melkproductieremmend
- mosremmend
- ontstekingremmend
- ontstekingsremmend
- oxidatieremmend
- pijnremmend
- psychoseremmend
- schildklierremmend
- schimmelgroeiremmend
- schimmelremmend
- slaapremmend
- snelheidremmend
- snelheidsremmend
- spelremmend
- spruitremmend
- stollingsremmend
- tandsteenremmend
- temporemmend
- tumorgroeiremmend
- urineremmend
- urinezuurremmend
- veranderingremmend
- verkeerremmend
- virusremmend
- vooruitgangremmend
- voorwaardenremmend
- vraatremmend
- vruchtbaarheidsremmend
- waterremmend
- weeënremmend
- zuurproductieremmend
- zuurremmend
- zweetremmend
-remmend 2.0
niet of op een bepaalde manier remmend; tweede lid in samenstellingen waarvan het
eerste lid aangeeft dat iets geen of op een bepaalde manier een remmende werking heeft