Bruggeling 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een Bruggeling…
is een persoon
- [Plaats] woont doorgaans in Brugge
- [Plaats van herkomst] is afkomstig uit Brugge; is geboren in Brugge
Algemene voorbeelden
De Bruggelingen hebben de Praalstoet van de Gouden Boom onrechtstreeks te danken aan de Wereldtentoonstelling in 1958.
Toen ik in 1999 door de organisatie van Brugge 2002 werd verleid om een voorbeschouwing over het komende cultuurjaar te schrijven, vroeg ik me af of de gemiddelde Bruggeling nog meer toeristen dan de drie à vier miljoen per jaar in het al met al kleine centrum op prijs zou stellen?
De bijnaam van de Bruggelingen is Brugse zotten. Deze bijnaam danken ze aan volgende legende: nadat ze Maximiliaan I van Oostenrijk voor een tijd gevangen hadden genomen, verbood deze het houden van een jaarmarkt en andere festiviteiten. In een poging om hem te sussen, hield Brugge voor hem een groot feest en vroeg daarna voor de toelating opnieuw een jaarmarkt te houden, belastingen te mogen innen én ... het bouwen van een nieuw zothuis. Hij antwoordde: Sluit alle poorten van Brugge en je hebt een zothuis!
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
Bruggeling 1.1
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een Bruggeling…
is een persoon
Algemene voorbeelden
In geval van een nederlaag of een gelijkspel zal hoongelach de Bruggelingen ten deel vallen en gekoppeld aan het verlies in Moeskroen zal dat het morele front behoorlijk aantasten.
De Bruggelingen hadden geleerd uit de nederlagen van vorig seizoen en een sterke ploeg opgesteld.