amper


amper 1.0

bijna niet; nog net wel; alleen met de grootst mogelijke moeite; ternauwernood; nauwelijks

Algemene voorbeelden


Het is het onderwerp waar tijdens het kabinet-Rutte III misschien wel het minste schot in zat: asiel en migratie. De VVD wilde amper concessies doen aan de coalitiepartners en ook op Europees niveau lukte het niet tot een minder rommelig asielbeleid te komen.

nrc.next,

"Volk, volk, volk van 's morgens tot 's avonds. Zo veel dat ik amper tijd had om naar tv te kijken."

Het Nieuwsblad,

Met harde, pijnlijke slagen roffelde het tegen mijn borstbeen en ik kon amper ademhalen, slikken, eten of spreken.

De lange geboorte, Lut Ureel,

Vaste verbindingen


amper 2.0

net; nog maar net; sinds heel kort
Vaak versterkt door nog, nog pas of nog maar. Vaak in de constructie amper... of..., die aangeeft dat er bijna geen tijd zit tussen twee gebeurtenissen.

Algemene voorbeelden


Stamvader Pyotr Smirnov had het moeten weten toen hij, lang voor de Russische revolutie van 1917, vodka stookte die ook de tsaren in vervoering bracht. Amper had hij de laatste adem uitgeblazen, of zijn zoons vlogen elkaar in de haren om de rechten op de Smirnov-distilleerderij.

De Standaard,

Het debat over de betekenis van stikstof in mest is nog pas amper begonnen, hoewel het kabinet al nauwkeurig een stikstofnorm heeft vastgesteld die moet teruglopen van 300 kilo per hectare in 1998 tot 180 kilo in 2010.

NRC Handelsblad,

Het seizoen is amper begonnen, maar de meisjes hebben al vier races (op zeven) achterstand op het schema.

De Standaard,