bochelaar 1.0
Algemene voorbeelden
Dat merkwaardige schilderij siert de wikkel van de roman Bomarzo (1962), van de Argentijnse auteur Manuel Mujica Lainez (1910-1984). Hij bevat de bijna achthonderd bladzijden lange monoloog van Orsini. Die onthult wat geen kunsthistoricus ooit achterhaalde: dat hij voor dat portret model heeft gestaan. Maar hij biecht een nog groter geheim op, een geheim dat in de nadagen van de Renaissance, toen de David van Michelangelo als het zinnebeeld van lichamelijke perfectie gold, een onuitwisbaar stigma was: de hertog van Bomarzo was een bochelaar!
Er was eens, lang geleden, in het oude Ierland, een bochelaar. Hij liep altijd diep voorovergebogen, niet in staat zijn rug te rechten. Hij kon met zijn kromme lichaam geen bomen hakken, geen huis helpen bouwen, geen herten doden met een werpspies. Geen vijand zou hem ooit vrezen.
Toen geneticus James Neel in de jaren negentig 4300 neef-nicht-huwelijken doorvlooide, kon hij geen verband aantonen tussen familiehuwelijken en geestelijke handicaps. En wij maar denken dat een inteelthuwelijk altijd strompelende bochelaars van de Notre Dame voortbrengt.
Hoe de bochelaar zijn bochel verloor, een verhaal van Willem Glaudemans gaat over een bochelaar die met een paar magische sleutels door de wereld trekt. Op zijn zoektocht ontdekt hij de betekenis van de sleutels en hervindt zijn levensmissie.
De film 300 ontketent een overweldigende drang om te razen, te tieren en te schelden op 'eindeloze Aziatische hordes'. "Kom maar op, stelletje barbaarse slaven, jullie stelletje ... zwarte, homoseksuele, verwijfde, ontaarde lafbekken. Jullie vrienden zijn bochelaars, misvormde reuzen, dwergen, tovenaars, eunuchen, perverselingen, lesbo's en beulen. Jullie en jullie 'mystiek en tirannie' horen thuis in de hel!"