karrenpaard


karrenpaard 1.0

paard dat een kar trekt; paard dat bestemd is om karren te trekken

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een karrenpaard…

is een paard; is een zoogdier; is een dier

  • [Uiterlijk] is vaak, maar niet noodzakelijk, een sterk, zwaargebouwd paard, bv. een boerenpaard
  • [Functie] wordt gebruikt als trekdier
  • [Plaats] loopt voor de kar

    Hoofdsemagram: paard


    Algemene voorbeelden


    Hij keek naar het jonge veulen, dat speels door de wei draafde. Steeds weer over het uitgelopen zwarte pad in de sneeuwkorst terugkeerde naar het hek, naar de twee karrepaarden stond te kijken, licht hinnikend.

    De Hunnen. Dl. 2: Bevrijding, Jan Cremer,

    Vaste verbindingen


    zo zwaar als een karrenpaard

    karrenpaard 1.1

    beeld van een karrenpaard

    Betekenisbetrekking


    metonymie
    Betrokken betekenissen 1.0 : 1.1

    Semagram (extra betekenisinformatie)


    Een karrenpaard…

    is een voorwerp

        Algemene voorbeelden


        Vlakbij het huis stond in een plantsoen, dat nog net tot Hengstdal behoorde, een modern beeldhouwwerk. Het stelde een paard voor, een logge knol, die met zijn onmiskenbaar proletarisch-realistische signatuur gedicteerd had kunnen zijn door Stalin, ware het niet dat uit de flanken twee vleugels te voorschijn staken. Hun spanwijdte stond in geen enkele verhouding tot de onbehouwen omvang van het lijf zelf, maar hoe gekortwiekt ze ook leken: op de sokkel stond geen karrepaard, nee, een pegasus.

        De tandeloze tijd. Dl. 1: Vallende ouders, A.F.Th. van der Heijden,