pannenkoek 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een pannenkoek…
is een baksel; is eten
- [Smaak] is zoet
- [Ingrediënt] wordt gemaakt van een beslag van o.a. bloem, melk en eieren en belegd met bv. stroop, poedersuiker, bruine suiker, appel, kaas of spek
- [Behandeling of bewerking] wordt gebakken in boter of olie in een koekenpan; wordt na bereiding voorzien van beleg, opgerold en in stukken gesneden
- [Gebruikswijze] wordt meestal warm maar ook wel koud gegeten
Algemene voorbeelden
Na een forse wandeling vond ik dat ik toch wel een pannenkoek verdiend had.
Ze werkte met gemak tien pannenkoeken naar binnen, versierd met bruine stroop, appelschijven, spek, of ze schepte er fruit, ijs en dikke klodders slagroom overheen.
Ze hebben zalig gefietst. Nu hebben ze honger. Dus neem ik ze mee naar een pannenkoekenhuis vlak bij het Park [...]. De pannenkoeken zijn lekker. En ze zijn groot. Gigantisch groot. Met twee kinderen die geen pap meer kunnen zeggen op de achterbank, rij ik naar huis. Moe maar voldaan, zoals dat heet.
Naast de poffertjes zijn er tientallen verschillende pannenkoeken die op ambachtelijke wijze gebakken worden. De koffie is vers vanaf 11.30 t/m 19.30 uur. Onze Pannenkoeken worden op ambachtelijke wijze gebakken achter in onze pannenkoekenkeuken.
Combinatiemogelijkheden
als object bij een werkwoord
- een pannenkoek bakken
- een pannenkoek bestrooien
- een pannenkoek omdraaien
- een pannenkoek oprollen
- een pannenkoek warmhouden
- pannenkoeken bakken
Bak de pannenkoek op middelhoog vuur tot de bovenkant begint te stollen en de onderkant mooi bruin is. Draai de pannenkoek voorzichtig om. Bak de onderkant goudbruin. Houd de pannenkoek warm au bain marie, en bak de overige pannenkoeken op dezelfde manier.
Met een klap zette ze hun pannenkoeken op de tafel. 'Voorzichtig!' Hij boterde Victors pannenkoek, bestrooide hem met bruine suiker, rolde hem op. 'Ga je hem nog in stukjes voor hem snijden ook?'
'Wat ik fantastisch vind bij die kinderen, is dat ze zo intens kunnen genieten. Gisteren hebben ze pannenkoeken gebakken. Je had het moeten zien. Er werd wat afgelachen.'
"Ik bak pannekoeken," zei ze, "en pannekoeken zijn het lekkerst als ze warm worden gegeten, van de pan op het bord."
met voorzetselgroep
Voorzetsel: met
- een pannenkoek met bruine suiker en appeltjes
- een pannenkoek met poedersuiker
- pannenkoeken met appel en stroop
- pannenkoeken met stroop
Om vier uur riep onze moeder naar boven of er iemand zin had in een pannenkoek met bruine suiker en appeltjes.
"Mag ik twee pannenkoeken?" roept er een. "Je mag er zoveel je wilt," lach ik. Maar na anderhalve pannenkoek is het wel klaar. Ze zijn heerlijk hoor, daar ligt het niet aan. De eerste spekpannenkoek glijdt naar binnen. Daarna wordt enthousiast een pannenkoek met poedersuiker besteld. Maar die komt niet op.
We eten pannenkoeken met appel en stroop.
Daarna krijgen wij lichte pannekoeken met stroop.
met substantief ervoor
- een stapel pannenkoeken
Vaak trof Donja haar 's morgens vroeg aan in de keuken waar ze een stapel pannenkoeken aan het bakken was.
met ander, nevengeschikt substantief
- pannenkoeken en poffertjes
- snacks, wafels, pannenkoeken en ijs
Er zijn vaste activiteiten die ieder jaar weer terugkomen zoals 2 keer per jaar een kinderkledingbeurs, pannekoeken en poffertjes bakken bij fietsdagen of molendagen, amaryllisbollenactie en knijpertjes bakken tijdens de jaarlijkse braderie van Nijeveen.
Op een tiental verschillende plaatsen in het park, vind je onze snackbars. Daar kan je heerlijke snacks, wafels, pannekoeken en ijs smullen. Je kan je ook verfrissen met een lekker drankje.
voorafgegaan door als
- dun als een pannenkoek
- plat als een pannenkoek
Hij schoof zijn hand onder haar bustehouder, voelde de brede platte borst die dun was, raf, als een pannekoek.
Een ramp mijn haar, zegt ze. Kijk hoe dun. Iedere week gaat ze naar de kapper en dan zit het twee dagen goed. 'Ga dan niet naar de kapper, mama.' 'O kindje, als ik niet naar de kapper ga, ligt mijn haar plat als een pannenkoek op mijn kop.'
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen
- pannenkoekbeslag
- pannenkoekdeegje
- pannenkoekenactiviteit
- pannenkoekenavond
- pannenkoekenbak
- pannenkoekenbakker
- pannenkoekenbeslag
- pannenkoekenboerderij
- pannenkoekenboot
- pannenkoekenbord
- pannenkoekendag
- pannenkoekenfeest
- pannenkoekenfestijn
- pannenkoekengedeelte
- pannenkoekenhuis
- pannenkoekenhuisje
- pannenkoekenkeuken
- pannenkoekenkraam
- pannenkoekenland
- pannenkoekenmaaltijd
- pannenkoekenmachine
- pannenkoekenmeel
- pannenkoekenparty
- pannenkoekenrace
- pannenkoekenrestaurant
- pannenkoekenschip
- pannenkoekenspelling
- pannenkoekentent
- pannenkoekentijd
- pannenkoekenverkoop
- pannenkoekfeest
- pannenkoekgedeelte
- pannenkoekhuis
- pannenkoekijs
- pannenkoekkraam
- pannenkoekmeel
- pannenkoekmes
- pannenkoekmix
- pannenkoekplaat
- pannenkoekrots
- pannenkoekschip
pannenkoek 1.1
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een pannenkoek…
is een deegproduct
- [Smaak] is hartig
- [Vorm] heeft de vorm van een rond, plat zoet baksel; heeft de vorm van een pannenkoek (1.0); is rond en plat
Algemene voorbeelden
Roti is met kip en aardappelen gevulde pannenkoek en is ideaal als lunch rond het middaguur.
'Laten we allemaal een stukje van deze pannenkoek scheuren, hij is nog warm'.
Combinatiemogelijkheden
met voorzetselgroep
Voorzetsel: met
- een pannenkoek met maïs en groenten
Ze aten een pannekoek met maïs en groenten in een kleine herberg.
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
pannenkoek 2.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een pannenkoek…
is een persoon
- [Gedrag] doet iets wat onverstandig, niet zo slim is; doet iets onnadenkends, iets doms; gedraagt zich onnadenkend of dom
Algemene voorbeelden
Wat een pannenkoek. De 18-jarige Luis Rodriguez werd gezocht door de politie na rellen bij een surfwedstrijd in Californië. Hij maakte het ze wel heel makkelijk. Op Facebook zag hij zijn eigen opsporingsfoto voorbij komen. En wat deed-ie? Hij likete de foto. Kat in het bakkie. Dat was natuurlijk kat in het bakkie voor de agenten. Niet lang na de like werd Luis opgepakt.
Combinatiemogelijkheden
met koppelwerkwoord
- een pannenkoek zijn
Hallo, ik ben een pannekoek die 25 jaar rookt. Vanaf morgen ga ik zeggen dat ik 25 jaar had gerookt. Ik ben bang en opgewonden tergelijkertijd.