Hagenaar


Hagenaar 1.0

iemand die afkomstig is uit Den Haag; inwoner van Den Haag

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een Hagenaar…

is een persoon

  • [Plaats] woont doorgaans in Den Haag
  • [Plaats van herkomst] is afkomstig uit Den Haag; is geboren in Den Haag

    Algemene voorbeelden


    Laatst zei een bekakte Hagenaar op een feestje tegen me: 'Van Vliet, ben jij nou niet te oud voor die grapjasserij?' Ik had 'm natuurlijk een ram voor z'n harses moeten geven. Maar ik bleef beleefd.

    Kan ik even langskomem?, Paul van Vliet,

    Uit het riviertje steeg een dikke stank op, die niet alleen veroorzaakt werd door chemisch fabrieksafval, maar vooral door de campingriolering, waarvan alle buizen vlak onder het wateroppervlak eindigden [...]. Daardoor begreep ik ook beter wat een luidruchtige Hagenaar, naast me op het toilet, bedoeld had toen hij brulde: 'Voordat ik doortrek zeg ik altijd "tot strakkies" tegen me drol. Want geheid dat ik 'm effietjes later bij het zwemmen in zee weer tegen komp. Die van mijn haal ik er zo uit.'

    De tandeloze tijd. Dl. 1: Vallende ouders, A.F.Th. van der Heijden,

    Een dag voor aanvang heeft het tennistoernooi van Rotterdam er onverwacht een top-tienspeler bijgekregen: Richard Krajicek. De Hagenaar won gisteren het prestigieuze ATP-toernooi van Stuttgart en steeg door deze overwinning van de zestiende naar de tiende plaats op de wereldranglijst, zijn hoogste positie sinds zestien maanden.

    NRC,

    Woordfamilie


    Als deel van een afleiding