bel 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een bel…
is een voorwerp
- [Functie] dient om met zijn geluid de aandacht te trekken, meestal als waarschuwingssignaal, maar ook om ter vermaak aandacht te trekken (bijvoorbeeld in speelgoed voor baby's en dieren) of zelfs ook als middel voor een mooi, helder geluid
- [Werking of functionering] kan als los klokje geluid worden door ermee te zwaaien, door op een mechanisch knopje aan de bovenkant te drukken of door aan een touw met een klingel te zwaaien
- [Voorbeeld of specimen] is bijvoorbeeld een alarmbel, een fietsbel, een koebel, een schoolbel of een muziekbel
Algemene voorbeelden
Werkelijk iedere koe was daar voorzien van een bel, en ze lagen 's nachts en 's ochtends vroeg ook nog eens niet stil.
"Ik zoek altijd naar andere sounds, zonder meteen een heel laboratorium van percussie-instrumenten om mijn drumstel te bouwen. Dat leidt maar af van wat je met het drumstel kunt doen. Met stokken en dempen kun je al zo veel doen. Wel zijn er een Chinese gong, een bel, een tamboerijn, wat shakers en rammeltjes bijgekomen."
Voor skaters die zich enigszins aan de verkeersregels willen houden en bij het passeren de medeweggebruikers willen waarschuwen, is onlangs de vingerskatebel geïntroduceerd. De bel maakt een helder, doordringend pingelgeluid.
Combinatiemogelijkheden
als subject bij een werkwoord
- gaan
- klinken
- luiden
- rinkelen
En net als de bel gaat, slaagt Eness (16) er zelfs nog in een interessante vraag te stellen. "Daar kom ik volgende week op terug", glimlacht leraar Michel tevreden.
In Nederlandse scholen gaat iedere 50 minuten een bel.
Volgens A. de Groot, hoofd van de ARBO-dienst van de Amsterdamse GGGD, leveren brandweermannen 'topsportachtige prestaties' wanneer de bel klinkt en ze moeten uitrukken.
In een stoet trekken ze de kerk in. Dan luidt er een bel.
Waarom luidt de bel? - Om de ruiter die zich opwarmt te verwittigen dat hij nog één minuut de tijd heeft om de piste te betreden en de proef te beginnen.
Op de middelbare technische school van de wijk Palilula rinkelt de bel voor het nieuwe lesuur.
En de honden van Pavlov wisten dat de bel korte tijd vóór etenstijd rinkelde.
als object bij een werkwoord
- de bel luiden
- de bel rinkelen
Dan luidt de kok oorverdovend een bel; ten teken dat iedereen met een bordje in de hand een flinke portie kan komen halen.
Dat was voor topman David Rowland aanleiding drie keer de bel te luiden die zich in het midden van de enorme hal van het Lloyd's-kantoor bevindt. Het betreft de scheepsbel uit de Lutine, een schip dat in 1799 bij Terschelling verging met een grote lading goud en zilver aan boord.
Vanuit het dal naar Unterlager, Mittellager, Oberlager, hoger nog: tot bijna vijfentwintighonderd meter wordt het landschap door de koe behapt. Ze heeft hier sterke benen en ze luidt met elke stap de bel.
De priester heft de kelk, de misdienaar rinkelt de bel. De priester drinkt. Fannie en Dora gaan ter communie.
met koppelwerkwoord
- stuk zijn
In het ziekenhuis was de bel stuk, het gebeurde dat hij lang op hulp moest wachten.
met adjectief ervoor
- een bronzen bel
- een koperen bel
- een zilveren bel
- koperen bellen
De ene koe die graast alleen [...]. Maar verreweg de meeste grazen in een groep [...]. Daar staat er trouwens ook weer eentje op ons pad [...]. We komen aan haar neus, haar kaak, haar oor. Zelfs aan haar horens komen wij, en aan haar hals, de brede leren band, de holle bronzen bel. Wat zwaar zo'n ding.
Toen alle schuitjes waren bemand, trok de spullebaas aan de koperen bel die boven de kassa hing.
Een processie met vaandels, vlaggen en een rinkelende, zilveren bel die het Heiligste aankondigt.
Boven aan de trap bengelt een zwaar zeel waaraan grote koperen bellen vastzitten.
- een elektrische bel
Als alarmsein doet een ijzeren dobberbol dienst, die verbonden is met een elektrische bel.
met adjectivisch tegenwoordig deelwoord
- een rinkelende bel
- rinkelende bellen
Elektronische beveiliging. Een loeiende sirene, een rinkelende bel, aanflitsend alarmlicht of een automatisch telefoontje naar de politie.
Op de weg raast het verkeer met hoge snelheid langs; over het midden de tram met rinkelende bel omdat hij een kruispunt nadert, daarnaast scheurende blikken auto's waarvan de meeste in grijs en blauw metallic, als de anonieme tanks van het moderne fascisme en last but not least natuurlijk de fietsers op glimmende mountainbikes met peper in hun reet langs de trottoirbanden.
Het lawaai van de rinkelende bellen en de bewegingen van de bezems moeten alle boze geesten verjagen.
met voorzetselgroep
Voorzetsel: voor
- de bel voor het middageten
- de bel voor de laatste ronde
- de bel voor het achtste uur
Na de bel voor het middageten viel het op dat de meeste moeders en vaders loopwedstrijden deden, om mij te pesten.
De jonge Noor reed echter 400 meter te weinig, met dank aan een onoplettende baancommissaris die de bel voor de laatste ronde een halve minuut te vroeg luidde.
Als de bel voor het achtste uur gaat stroomt lokaal 1.13 vol met bovenbouwleerlingen.
in voorzetselgroep
- een tamboerijn met bellen
- een tamboerijn zonder bellen
Je had de bendir, een grote tamboerijn zonder bellen en de kudum, een soort bongo's die je bespeelde met stokken met een bolvormig, vilten uiteinde.
Mijn moeder had een klein orgeltje, en ik een tamboerijn met bellen en gekleurde linten eraan, die ik onder het dansen en zingen gebruikte!
- met een bel rinkelen
Eens per week komt een koopman op een ezel tegen de steile bergwand opgereden. Wanneer hij met zijn bel rinkelt, laten de monniken aan een lang touw een mand naar beneden waarin hij voedsel voor zeven dagen legt.
- het geluid van de bel
Alvorens wedstrijden te leiden moeten de hoofdscheidsrechter en de hoekscheidsrechters zich vertrouwd maken met het geluid van de bel of van andere middelen, die het einde van de wedstrijd op hun mat aangeven.
Vaste verbindingen
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
- aanvangsbel
- alarmbel
- bakfietsbel
- bedrijfsbel
- carillonbel
- carnavalsbel
- deurbel
- drukbel
- duikbel
- eindbel
- fietsbel
- geitenbel
- halftwaalfbel
- handbel
- huisbel
- ijsbel
- kassabel
- kattenbel
- kerstbel
- koebel
- koeienbel
- misbel
- nepsledebel
- noodbel
- oogstbel
- overwegbel
- pauzebel
- rinkelbel
- rotbel
- schapenbel
- scheepsbel
- schoolbel
- skatebel
- sledebel
- slotbel
- stadsbel
- tempelbel
- toegangsbel
- trambel
- trekbel
- vingerbel
- voetbel
- voordeurbel
- winkelbel
Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen
Overige woordfamilieleden
bel 1.1
Betekenisbetrekking
Betrokken betekenissen | 1.0 : 1.1 |
---|
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een bel…
is een geluid
- [Geluid] klinkt rinkelend of klingelend
- [Ontstaan] wordt voortgebracht door een bel
Combinatiemogelijkheden
als subject bij een werkwoord
- weerklinken
Om één uur weerklinkt een bel, het museum wordt gesloten, buiten wachten de pizza's.
Vaste verbindingen
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
- aanvangsbel
- alarmbel
- bakfietsbel
- bedrijfsbel
- carillonbel
- carnavalsbel
- deurbel
- eindbel
- fietsbel
- geitenbel
- halftwaalfbel
- handbel
- huisbel
- ijsbel
- kassabel
- kattenbel
- kerstbel
- koebel
- koeienbel
- misbel
- noodbel
- oogstbel
- overwegbel
- pauzebel
- rinkelbel
- rotbel
- schapenbel
- scheepsbel
- schoolbel
- sledebel
- slotbel
- stadsbel
- telefoonbel
- tempelbel
- toegangsbel
- trambel
- vingerbel
- voetbel
- voordeurbel
- winkelbel
Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen
Overige woordfamilieleden
bel 1.2
Betekenisbetrekking
Betrokken betekenissen | 1.0 : 1.2 |
---|
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een bel…
is een bel; is een voorwerp
- [Functie] dient om aan te geven of op de hoogte te worden gebracht dat er iemand voor de deur staat
- [Werking of functionering] moest vroeger op afstand bediend worden door aan een stok te trekken die met een klingel verbonden was, maar werkt tegenwoordig vaak elektrisch en is dan te luiden door op een knopje te drukken
Combinatiemogelijkheden
als subject bij een werkwoord
- gaan
- klinken
Als de bel gaat is het zijn vriend Sander, die van huis is weggelopen met een dik pak geld van zijn vader. En als de bel nog een keer gaat, is het de mooie Kim.
De bel gaat. Ze schrikt wakker uit een slaap die haar net had overvallen. Hoe laat is het? In de gang doffe stemmen. Ze kijkt door een kier van haar kamerdeur. Twee politieagenten.
Beneden in het gebouw klonk de bel. Aan de voetstappen op de trap en aan de manier waarop ze haar jasje over een knaapje aan de kapstok hing, hoorde hij dat het Sien was.
met koppelwerkwoord
- kapot zijn
- stuk zijn
Maar de poort waarachter ik woon is dan dicht en de bel is kapot.
'De bel is stuk. Ik heb gebeld,' zei ze nederig. 'Je hebt niet meer het recht die sleutel te gebruiken.'
met adjectief ervoor
- een elektrische bel
Het was de bel van de voordeur die hem uit een diepe slaap sleurde [...]. Iemand drukte nu in een vast ritme op de knop en de elektrische bel zeurde af en aan, als druppels aan een lekkende kraan.
Op het lege tegelpad was haar tred betrekkelijk licht en luchtig, maar bij het glimmende bruine vernis van de voordeur zonk haar de moed in de schoenen. De schrille kreet van zo'n elektrische bel in zo'n lege vestibule!
in voorzetselgroep
- het geluid van de bel
Toen rinkelde de deurbel. Dolores scheen hem met haar ogen te smeken niet naar de intercom in de hal te lopen [...]. Het geluid van de bel had hem wakker gemaakt.
Vaste verbindingen
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen
bel 1.3
Betekenisbetrekking
Betrokken betekenissen | 1.2 : 1.3 |
---|
Betekenisbetrekking
Betrokken betekenissen | 1.1 : 1.3 |
---|
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een bel…
is een geluid
- [Geluid] klinkt rinkelend of klingelend
- [Ontstaan] wordt voortgebracht door een deurbel
Algemene voorbeelden
'Let jij even op de bel, Dieke?' vroeg hij in de doorloop naar de keuken, wendde zich af en klom de trappen op naar zijn kamer.
Ik hoorde dat er achter elkaar gebeld werd. Dat was een vreemde bel, zo'n dreinerig belletje.
Combinatiemogelijkheden
als subject bij een werkwoord
- weergalmen
- weerklinken
Hij schrikt zich lam omdat de bel weergalmt in het zomerhuisje.
Aan de ingang van het appartementsgebouw gekomen, lees ik op de deurpost van een zwaar door ijzeren smeedwerk beschermde deur: bellen, dan duwen. Ik druk op het knopje [...], maar geen bel weerklinkt, wel een zoemtoon.
als object bij een werkwoord
- de bel horen
Patrick rijdt je misschien ergens naar toe of is in de schaduw achter in de tuin bezig, zodat hij de bel niet hoort.
Toen Laura de bel hoorde, wist ze dat het niet de melkboer was.
in voorzetselgroep
- gewekt door de bel
's Anderendaags werd hij gewekt door de bel van de voordeur.
Gewekt door de bel. Er stond een man voor de deur met een schoon grijs uniform aan en lange rubber handschoenen.
Charles wordt gewekt door de bel. Het duurt een minuutje voor hij bijgekomen is. Dan klinkt de bel opnieuw.
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen
bel 1.4
Betekenisbetrekking
Betrokken betekenissen | 1.2 : 1.4 |
---|
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een bel…
is een drukknop
- [Vorm] is rond, vaak met een rechthoekig (soms ook rond) omhulsel
- [Plaats] bevindt zich bij de deur of in de hal van een trappenhuis
Algemene voorbeelden
Yves Dutroux woont op een appartement in Gent. Onder het naamplaatje op zijn bel, schreef iemand "smeerlap".
Combinatiemogelijkheden
als object bij een werkwoord
- de bel indrukken
De twee jongetjes zijn al schuin de straat over gerend naar de deur van het flatgebouw waar op éénhoog Otto woont. Ze hebben alle acht bellen ingedrukt, slaan op de deur, klimmen er haast tegenop. De deur floept open, net voor de man hen heeft bereikt.
in voorzetselgroep
- naast de bel
- naast de bellen
Het meisje keek omhoog naar het huisnummer naast de bel en opnieuw naar haar papier, belde aan en toen de deur niet openging, probeerde ze hem met haar elleboog open te duwen.
Het staat op het naamkaartje naast de bel.
De toegangsdeur naast de bellen wordt opengeduwd door een Turkse vrouw die een buggy voor zich uit duwt.
- op de bel drukken
Hij drukte op een bel, noemde z'n naam in de parlofoon, ging binnen, nam de lift naar de vierde verdieping, en klopte op een deur.
Op de vastgestelde woensdag liep ik om acht uur in de omgeving van zijn woning te wandelen en zorgde er voor [...] op de minuut af om kwart over acht op de bel te drukken.
Hij moest in de hal op de bel drukken van de woning waar hij vandaan was gekomen.
met ander, nevengeschikt substantief
- een bel en een brievenbus
- de brievenbus en bel
- brievenbussen en bellen
Elke voordeur heeft een bel en een eigen brievenbus.
Beneden, naast de brievenbus en bel stond zijn naam op een klein plaatje, mét het nummer van zijn appartement.
Een inkom met brievenbussen en bellen, een wasserette, de conciërge, feestzaal, bibliotheek en studieruimte.
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen
bel 2.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een bel…
is een hoeveelheid
Algemene voorbeelden
In kleine belletjes heerst er dus een hogere druk dan in grotere bellen. Hierdoor diffundeert er koolzuurgas van kleine bellen naar grotere. Het schuim wordt dan na verloop van tijd grover; met minder, maar grotere bellen.
Ze spoelde haar haar uit en staarde de bellen na die richting afvoerputje dreven. Zouden de paar uitgevallen haren die door de bellen werden meegesleurd, op hun reis door de afvoerbuis van het bad nog haren van haar moeder tegenkomen?
Uit haar wijdopen mond zwelt een roze bel speeksel en bloed. Haar ogen draaien weg. Zij begint ongecontroleerd te beven. De bel op haar gezwollen lippen barst.
Op 20 januari kon hier gemeld worden dat het lukt zeepbellen binnenshuis omhoog te doen gaan als ze met voldoende hete lucht worden volgeblazen. Berekening had aangetoond dat dat mogelijk moest zijn. "De bel is in praktijk te vergelijken met een heteluchtballon", stond er.
Combinatiemogelijkheden
als subject bij een werkwoord
- opspatten
- spatten
- uit elkaar spatten
Het getij taande, hij leek tot rust te komen, maar ze had het gevoel naar een pan verhitte olie te kijken waar elk moment een verraderlijke bel uit op kon spatten.
In een grote bel die zich langzaam vormde, zag ik mijn spiegelbeeld [...]. Ik deinsde een beetje achteruit toen de bel spatte.
Ze had gelijk, ik was als een kind dat zeepbellen blaast. Dat eerst niet gelooft hoe mooi de bellen door de lucht waggelen en het licht weerspiegelen, dat opgetogen kreten slaakt, en dan ziet hoe ze uit elkaar spatten.
als object bij een werkwoord
- een bel blazen
Het was geweest alsof Pedersen kauwgum kauwde en daar tijdens haar laatste zinnen een enorme bel van had geblazen, een grote roze ballon die hij dichtbij Lilly's oor liet knallen.
Alexej blaast een grote parelmoeren bel die uit elkaar spat tegen de grauwe tegels. De zeep glibbert in zijn handen.
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
Als deel van een afleiding
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen
bel 2.1
Betekenisbetrekking
Betrokken betekenissen | 2.0 : 2.1 |
---|
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een bel…
is een glas
- [Vorm] is rond
- [Deel] heeft vaak een voetje of een steel
- [Ingrediënt] wordt meestal gebruikt voor sterke drank, zoals cognac
Algemene voorbeelden
De koffie is ingeschonken en in vier bellen glanst een flinke bodem van die diepgouden, sterke drank.
Combinatiemogelijkheden
als object bij een werkwoord
- een bel inschenken
'Je ziet eruit of je wel een borrel kunt gebruiken, Henry,' zei hij schuchter. 'Ik in elk geval wel. Zal ik een stevige bel inschenken voor je gaat?' Henry was achter de tapkast weggedoken.
Thuis eerst een flesje bourgogne opentrekken en een flinke bel inschenken. Dan met het glas in de hand een beetje weemoedig een eendje in de pan braden.
met adjectief ervoor
- een flinke bel
- een stevige bel
Thuis eerst een flesje bourgogne opentrekken en een flinke bel inschenken. Dan met het glas in de hand een beetje weemoedig een eendje in de pan braden.
'Je ziet eruit of je wel een borrel kunt gebruiken, Henry,' zei hij schuchter. 'Ik in elk geval wel. Zal ik een stevige bel inschenken voor je gaat?' Henry was achter de tapkast weggedoken.
met ander, nevengeschikt substantief
- een bel cognac
- bellen cognac
Vlak voor we hun villa achter de GB van Sint-Denijs-Westrem verlaten, nog nagenietend van een allerbeste bel cognac en van het behaaglijke tabaksaroma uit de pijp van de gastheer, vertellen Hans Van Acker en zijn vrouw over hun verblijf in het Franse Châteauneuf-du-Pape.
In zijn duistere woonkamer aan het eind van een lange gang zonder ramen schonk Maurice zichzelf een bel cognac in.
Na twee bellen cognac waren niet alleen de misselijkheid en de koppijn verdwenen, ook het trillen van mijn handen bleek tot bedaren gebracht.
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
bel 3.0
(weinig gebruikt)
Combinatiemogelijkheden
als object bij een werkwoord
- bellen dragen
In haar oren droeg ze kleine bellen, onooglijke knopjes turkoois, die even heel fel oplichtten wanneer ze met alle onverschilligheid die ze maar kon veinzen haar hals rekte en haar manen schudde, zodat iedereen haar sieraden kon bewonderen.
met adjectief ervoor
- kleine bellen
- lange bellen
In haar oren droeg ze kleine bellen, onooglijke knopjes turkoois, die even heel fel oplichtten wanneer ze met alle onverschilligheid die ze maar kon veinzen haar hals rekte en haar manen schudde, zodat iedereen haar sieraden kon bewonderen.
Ze waren bijna allemaal zo'n beetje van hetzelfde type: henna geverfd haar, lange bellen in de oren, geur van patchouli erachter, gekleed in lange jurken en naar wierook riekende bontmanteltjes waarvan ze de revers onder de kin met de linkerhand dicht hielden terwijl de rechterhand een of meer honden aan de lijn had.
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
bel 4.0
(dieren; biologie; weinig gebruikt)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een bel…
is een bloem
- [Vorm] is belvormig; heeft de vorm van een bel
- [Voortbrenging] groeit aan een plant
- [Positie] hangt
- [Voorbeeld of specimen] is bijvoorbeeld een hopbel of een bloem van de fuchsia
Algemene voorbeelden
Humulus lupulus, de gewone hop van onze streek heeft bellen en een diep groen blad.
Een vrouwelijke hopplant maakt ook bellen zonder dat er een mannelijke hopplant in de buurt is. Dus als het je alleen om de bellen te doen is, heb je helemaal geen mannetje nodig.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- groene bellen
- lila-rode bellen
- rode bellen
- witte bellen
Hopbellen. Dit zijn de gedroogde vruchtkegels van de hop. Na de oogst worden deze groene bellen gedroogd, waarbij het watergehalte van 75-80%, wordt teruggebracht tot ongeveer 10-12%.
De plant is een mooie najaarsbloeier. Hij bloeit overdadig van begin september tot eind november met rode bellen. Deze zijn beduidend kleiner dan de éénjarige fuchsia.
Moet je eens zien hoeveel bloemen er nog staan en moet je eens zien hoe blauw de lucht is en hoe de nimmer wijkende zon die mooie lila-rode bellen van de fuchsia's onophoudelijk beschijnt.
Links (achter de bank) staat de sneeuwklokjesboom. [...] In de eerste weken van mei bloeit deze 'naaktbloeier' met ongeveer twee centimeter grote witte bellen die lang aan de boom blijven.
met voorzetselgroep
Voorzetsel: van
- de bellen van de fuchsia
- de bellen van de hop
- de bellen van de hopplant
Aan de ander kant van de tuin staat de lindeboom in gele kleurtjes achter de sierlijke bellen van de fuchsia die enorm uitgegroeid is en zich overal heeft tussen gewurmd.
Prachtig vind ik de bellen van de hop. Ik zou ook wel zo'n plant in mijn tuin willen, maar helaas is er geen plaats voor.
De bellen van de hopplant zijn sinds de late middeleeuwen een onmisbare grondstof voor de bierbereiding.
De bellen van de hopplant zijn een ingrediënt van bier, die voor de smaak en de houdbaarheid gebruikt worden.