boerenpaard 1.0
sterk, zwaargebouwd trekpaard dat o.a. door boeren gebruikt werd voor het trekken
van de ploeg of kar
Vrijwel altijd in toepassing op koudbloedpaarden, zoals het Belgische trekpaard.
Zie ook
:
landbouwpaard
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een boerenpaard…
is een paard; is een zoogdier; is een dier
- [Bouw] is zwaargebouwd
- [Deel] had vroeger een gecoupeerde staart, maar in Nederland geldt thans een verbod op het couperen van staarten
- [Functie] wordt gebruikt als trekdier
- [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] is een koudbloedpaard
- [Gebruikswijze] werd gebruikt om de kar of de ploeg te trekken; werd ook gebruikt in de garnalenvisserij, in de mijnbouw, in de bosbouw, in de binnenscheepvaart voor het trekken van trekschepen, voor het transport van handelswaar, enz.; wordt nu nog gehouden voor de recreatie of om de folklore in stand te houden
- [Gebruiker] werd vroeger vaak door boeren gebruikt
- [Verscheidenheid] is bv. het Belgisch trekpaard, ook wel brabander genoemd
Algemene voorbeelden
Nog op het dorpsplein, rechts van de muziekkapel, staat een bierwagen van Löwenbrau, getrokken door twee bruine boerenpaarden met brede schoften.
Toen ze met boerenpaard en kar het hout gingen halen, stond het paard tot aan zijn bulk In 't water, Het karrenspoor liep dwars door een kwacht.