bangerik 1.0
iemand die bang is; bang persoon; angsthaas
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een bangerik…
is een persoon
Algemene voorbeelden
Hij is een bangerik. Hij durft 's nachts niet door een ondergrondse garage te lopen.
Een bangerik als Gratsjov die op het kritieke moment zo geagiteerd was dat hij een stafvergadering alleen nog maar van een tevoren uitgeschreven tekst kon toespreken.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- een politieke bangerik
Volgens de oppositie had de minister van Justitie, die alom bekend stond als politieke bangerik, het nieuws niet voor de premier verborgen gehouden.
met ander, nevengeschikt substantief
- angsthazen en bangeriken
De ploeg leek eerder op een verzameling angsthazen en bangerikken dan op een kampioen.